De
aanlooproute………….. door Oost-Europa naar Turkije.
Het
is dinsdag 7 oktober 1997, na maanden van voorbereiding is het eindelijk de dag
van vertrek. ‘s Morgens rond 9 uur vertrek ik bij “Mestebeld Bedrijfsauto’s”
aan de Slagenkampweg te Ommen. Hier heb ik de laatste paar maanden druk aan de
motor gesleuteld samen met m’n vrienden Manfred en Bob. Eerst bij de “Zwolse
Courant” langs voor het afgeven van een floppy. Van mijn Afrika reis doe ik
verslag aan deze krant. De afgelopen nacht nog even snel een verhaaltje in
elkaar geknutseld. Daarna gaat het langzaam richting het zuiden.
De
eerste paar dagen zijn altijd een beetje onwennig. Je moet wennen aan het
rijden met de bepakte motor. De eerste dagen wordt de hele bagage weer
herverdeeld. Gewichtsverdeling niet helemaal goed. Spullen die je het meest
nodig hebt zitten onder in de koffers. Je denkt aan thuis, of je alles goed heb
achtergelaten en niets (belangrijks) vergeten bent mee te nemen. Je moet weer
handigheid krijgen in het snel op-en afbreken van je tentje en eten koken op je
brandertje. Kortom het duurt één of twee weken voordat je echt in een soort van reisritme
zit.
De eerste
week gaat het via een aantal Oost-Europese landen richting Turkije. Het weer
zit behoorlijk tegen. De eerste paar dagen alleen maar regen. En er staat wind,
………heel veel wind. Na zes dagen sturen bereik ik Turkije en gaat het reistempo
omlaag. Ik ben al verschillende keren in Turkije geweest en ik blijf het een
verschrikkelijk mooi land vinden met vriendelijke en gastvrije mensen. Ik blijf
een tweetal dagen in de prachtige omgeving van Cappadocië wat echt doet denken
aan een maanlandschap.
Door
naar Syrië en Jordanië………………………….
Vervolgens
gaat het door naar Syrië waar de oude stad Palmyra wordt bezocht. Als je maar
één ding kunt bezoeken in Syrië ga dan naar Palmyra. De ruïnes van deze stad
strekken zich uit over meer dan 50 hectare en zijn zonder meer de moeite van
het bezoeken waard. In de hoofdstad Damascus heb ik een visum gehaald voor
Jordanië. Het plan is om in Jordanië wat af te spreken met Jeroen en Marion,
een tweetal motorrijdende vrienden ook op weg naar Zuid-Afrika. Ze zijn een
paar maanden eerder dan mij vertrokken maar hebben eerst in Griekenland een
tijdje gewerkt. Helaas waren ze allebei al de grens over naar Israël. Om ze in
Israël te bezoeken is lastig vanwege het feit dat ik een paar weken later door
Soedan wil rijden. En Israël en Soedan zijn geen vrienden van elkaar. Nu geeft
Israël de in- en uitreisstempels wel op een los inlegvelletje en niet meer in
je paspoort maar dit is niet voldoende. Feit blijft dat een oplettende
Soedanese douanebeambte in je paspoort een uitreisstempel van Jordanië kan
ontdekken en tevens een inreisstempel van Egypte. De tussenliggende periode is
dan in Israël doorgebracht. Ik vind het erg jammer dat ik Jeroen en Marion
rechts moet laten liggen en enigszins terneergeslagen rij ik over de prachtige
Kings-Highway naar het zuiden. Daarnaast worden de ruïnes van “Petra” bezocht.
Vooral de schatkamer is heel indrukwekkend. Een meer dan veertig meter hoog
gebouw kompleet in de rotsen uitgehakt. In deze omgeving is ook één van de
films van Indiana Jones opgenomen. Dat er nog meer landgenoten in de buurt
aanwezig zijn wordt de volgende morgen direct zichtbaar. In het kaartenvakje
van de tanktas zat een briefje van de familie van Wierden die buren zijn van de
familie Mestebeld, een van mijn sponsors. Verder een visitekaartje van de Harry
Kerssies die een supermarkt heeft in Zwolle. Ze hebben waarschijnlijk de
motorfiets zien staan, vastgeketend aan een lantaarnpaal.
‘s
Morgens rond 9 uur verlaat ik “Petra” met sterk het idee dat ik wat vergeten
heb. Veertig kilometer verder wordt ook duidelijk wat als de motor er spontaan
mee ophoudt. Geen benzine meer. Zet de benzinekraan in de reservestand en heb
dan nog 2 liter reserve. Verder zit er nog 3 liter in de jerrycan. Samen dus 5
liter en Aquaba is een kleine 100 km. verderop. Dit wordt kritisch maar brengt
enigszins de spanning terug op de anders redelijk saaie route. Deze laatste 100
kilometer gaat over de Desert-Highway. Aquaba is de enige havenstad van
Jordanië en alle transport van en naar de haven vind plaats over deze
Desert-Highway. Het zijn alleen zwaar beladen vrachtauto’s op deze weg.
Kruipend, dampend en olielekkend gaan
ze de vele heuvels op om er vervolgens op volle snelheid weer af te racen.
Aquaba is een niet vreselijk interessante stad, maar een aantal zaken dienen
hier geregeld te worden. Om Israël te mijden ga ik met de boot naar Egypte, een
oversteek van ongeveer 3 uur. In Aquaba regel ik eerst een visum voor Egypte en
ga vervolgens op zoek naar tickets voor de boot. In de stad wemelt het van de
agentschappen die, als tussen persoon voor de scheepvaartmaatschappijen,
tickets verkopen. Het voordeligst zijn de tickets gewoon in de haven. De juiste
“gate” bevindt zich 7 km ten Zuiden van Aquaba nog na de containerhaven. De
boot vertrekt 2x per dag. Eenmaal om 11 ‘s ochtends en eenmaal om 3 uur ‘s
middags. Als ik de volgende morgen om 9 uur in de haven ben heb ik volgens de
heren voldoende tijd om tickets te kopen en de rest van de papierwinkel te
regelen.
‘s
Morgen rustig alle spullen ingepakt en in de stad een ontbijtje gehaald. Daarna
in de supermarkt nog wat eetbaars gehaald en anderhalf liter water. De
overtocht van 3 uur duurt vaak veel langer en er is niet altijd eten en drinken
aan boord te krijgen. Bovendien loopt de temperatuur al weer op naar waarden
iets boven de 30°C. Nog maar een extra fles water opgehaald. Rond een uur of
negen ben ik in de haven om eerst het nodige papierwerk te verzetten. Ruim een
uur later is alles klaar en mag voor mij de boot vertrekken. Eens even vragen
hoe laat je aan boord mag.
De
vertrektijd van 11 uur zal “net” niet gehaald worden maar om half 1 gaan ze met
het laden beginnen. Dat duurt nog wel even. Mooi de tijd om in het boek over
“Egypte” te lezen en de laatste Jordaanse dinars in het restaurant uit te
geven. Om 1 uur mag iedereen aan boord en om 4 uur gaan we dan eindelijk
vertrekken. De boot is voor ongeveer driekwart vol met Arabieren en een paar
toeristen. De meesten hebben in Jordanië zwaar inkopen gedaan in de vorm van
muziek installaties die natuurlijk al aan boord moeten worden uitgeprobeerd.
Drie uur later wordt er in de Egyptische havenstad Nuweiba afgemeerd. Het is
inmiddels donker buiten. Ik rij van boord af en parkeer de motor ergens op het
douaneterrein een paar honderd meter verderop. Overal een wirwar van mensen,
bagage en kantoortjes. Ik loop een beetje in het rond en heb eigenlijk geen
enkel idee waar ik naar toe moet. Eerst maar eens geld wisselen bij de bank. Er
komt een mannetje van de “Tourist Police” in een kraakwit soort van marine
uniform naar me toe lopen. Hij maakt me wegwijs in deze bureaucratische
ellende. Tal van formulieren worden ingevuld. Om met de motorfiets Egypte
binnen te komen dient er flink betaald te worden, Omgerekend 250 gulden aan
verzekering, wegenbelasting en andere zaken. Je krijgt zelfs een Egyptisch
kenteken op de motorfiets. Ruim vier uur duurt deze martelgang en dan kan ik
het douaneterrein verlaten.. ‘s
Avonds rond 12 uur ben ik op de camping. Even aanmelden, cola drinken en tentje
opzetten. Het was een hectisch dagje. Bijna 17 uur in touw geweest voor een
boottochtje van 3 uur. Een mooi voorproefje voor wat er allemaal nog komen
gaat.
...
Egypte, een mooi land maar enorm bureaucratisch.
Op
de eerste dag in Egypte is er weinig gedaan Beetje aan het strand rondgehangen.
‘s Middags de motorfiets nagekeken. Alle bouten en moeren nagetrokken, speciaal
van het bagagerek en koffers, maar alles is in orde. Spaken gecontroleerd, ook
allemaal goed. Verder het luchtfilter schoongemaakt en de olie gecontroleerd.
Ben nu 23 dagen onderweg en er zijn 6500 kilometer afgelegd. Vul nu voor de
eerste keer iets olie bij, namelijk 0.2 liter. Daarna ga ik mooi aan het strand
liggen met een paar reisgidsen van Lonely Planet. Thuis heel druk geweest met
de voorbereidingen. Natuurlijk was er een route gepland maar meer op landen
niveau. Vaak kijk ik pas in het land zelf wat ik daar wil gaan bekijken. Verder
heb ik nog een visum nodig voor Kenia. Dit land is nog ver weg maar in Cairo,
de hoofdstad van Egypte, is het makkelijker te verkrijgen dan bijvoorbeeld in
Eritrea of Ethiopië.
Het
gaat door de Sinai woestijn op weg naar Cairo. Onderweg wordt het St. Katharina
klooster nog bezocht. In Cairo sta
ik op de “salma-camping” met in de verte uitzicht op de piramides. Ik ontmoet
nog andere overlandreizigers. De meeste zijn bezig om een verscheping te
regelen van Egypte naar Eritrea. De grens met Soedan zou potdicht zijn. Ook
voor mijn vertrek uit Nederland gingen deze geruchten al rond. Maar het is
moeilijk om aan goede informatie te komen. Hoe dichter je ergens in de buurt
komt hoe beter de informatie. Als de grens inderdaad potdicht zou zijn is dat
een flinke streep door de rekening. Maar als motorrijder ben je niet zou maar
uit het veld geslagen. Misschien is het ook wel mogelijk om in het zuiden van
Egypte een bootje over de Nijl te vinden die me toch Soedan in kan brengen. In
ieder geval ben ik van plan om zover mogelijk naar het zuiden te rijden en als
inderdaad de grens dicht is dan zien we dan wel weer verder. In Cairo haal ik
een visum op voor Kenia en bezoek de piramides en de sfinx. Ziet er redelijk
indrukwekkend uit. Natuurlijk weer massa’s toeristen hier. Heel veel souvenirs
en ansichtkaarten te koop en natuurlijk de opdringerige kamelendrijvers die je
een kameel voor een paar uur willen aansmeren. De grootste van de drie
piramides is de Piramide van Cheops. De hoogte van deze piramide bedraagt nu
137 meter (origineel 146 meter). De lengte en breedte zijn ongeveer gelijk aan
de hoogte. Een rondje lopen om de piramide is dus ruim een halve kilometer. Ik
heb ‘s avonds een zeer interessant gesprek met de dochter van de
campingeigenaar. Ze heet Salma maar ziet er wat vormgeving veel beter uit dan
de gelijknamige camping. Het wordt laat, later en nog veel later. Als ik in
mijn slaapzak kruip moet ik er ook gelijk weer uit want het gaat richting
Hurghada.
Via
de plaats Hurghada, waar veel toeristen komen duiken, gaat het naar Luxor,
Aswan en vervolgens naar de tempels van Abu Simbel in het uiterste zuiden van
Egypte. Heel veel militaire roadblocks en controles. De grens met Soedan zit
dicht. Ook een boot over de Nijl vinden lukt niet. Bijna niemand vaart of wil
het risico niet lopen gepakt te worden met toeristen aan boord. De straffen
zijn hoog. Ik hoor het verhaal van een groep Duitsers die illegaal hebben
geprobeerd de grens over te steken. Ze zijn gepakt door militairen van het
Egyptisch leger. Een 4x4 auto en twee motoren in beslag genomen even als alle
kostbaarheden en geld. Twee weken in de gevangenis en zonder spullen op het
vliegtuig naar huis gezet. Dus geen geintjes maken hier. Er zit weinig anders
op dan terug te rijden naar de kust en in elke havenstad een boot proberen te
zoeken die om Soedan heen naar Eritrea vaart. Ik kom uiteindelijk in Suez
terecht waar ik een andere Nederlandse motorrijder ontmoet van een heel
zeldzaam soort. Zijn naam is Sjaak Lucassen en hij is al bijna 2,5 jaar
onderweg over de wereldbol met een Honda Fireblade (MOTO’73, nr 18-1998). Samen
met Sjaak ben ik een paar dagen bezig om alle alternatieven om Egypte te
verlaten op een rijtje te zetten. In Suez wemelt het van de scheepvaart
maatschappijen met een veelvoud aan duistere figuren en tussenpersonen. Eén
grote corrupte en bureaucratische rotzooi hier in Suez. De moed zakt je af en
toe gewoon in de schoenen. Wat een stelletje tuig hier. Absoluut geen afspraken
mee te maken en financieel proberen ze er allemaal een slaatje uit te slaan.
Uiteindelijk lukt het mij om een vrachtschip te vinden welke de motorfiets van
Suez naar Assab brengt. Assab is de meest zuidelijke havenstad van Eritrea.
Omdat de vrachtboot geen passagiers meeneemt ga ik zelf met het vliegtuig.
Sjaak gaat eerst nog twee weken door Egypte toeren en vliegt dan met zijn
Fireblade in het vrachtruim naar Asmara, de hoofdstad van Eritrea. Na meer dan
een week van absolute stress en vreselijke zelfbeheersing zit ik eindelijk in
het vliegtuig naar Eritrea. Wat ben ik blij dat ik Egypte heb verlaten. Het is
een mooi land maar je moet er niets proberen te regelen.
Eritrea
en Ethiopië,…………… het begin van zwart Afrika.
De
hoofdstad Asmara is een oase van rust, zeker als je rechtstreeks uit Cairo
komt. Rustige en vriendelijke mensen en nauwelijks of geen verkeer. Iedereen
rijdt zo rustig en geen claxon te horen in de straten. De stilte doet gewoon
pijn aan je oren. Eritrea was altijd een provincie van Ethiopië, maar na een
jarenlange onafhankelijkheidsstrijd zijn ze nu sinds enige jaren zelfstandig.
Het opbouwen van het land gaat snel, de mensen zijn gemotiveerd en vreselijk
gedreven. Ze zijn Ethiopië op tal van gebieden en al ver voorbij. Na een paar
dagen Asmara gaat het met een Fokker 50 naar Assab. In Assab is het ruim 40
graden gekoppeld aan een enorm hoge luchtvochtigheid. Een slopend klimaat,
enkele T-shirts en een paar liter water per dag zijn zeker nodig. De volgende
dag loop ik naar de haven waar iedereen heel eenvoudig een bezoekerspas kan
krijgen. Ook hier gaat alles heel relaxed. Volgens de berichten gaat mijn
motorfiets over een dag of drie aankomen. Het blijkt inderdaad te kloppen. Als
het schip de haven binnenloopt zie ik mijn motor al aan dek staan, precies zo
als ik hem heb achtergelaten. De douane formaliteiten verlopen langzaam maar
wel zeer correct. Het kost bijna een dag om de motor “vrij” te krijgen. Daarna
volgt een behoorlijke schoonmaakklus. De hele motor is door het zout aangetast.
Alles schoonmaken en weer invetten. Daarna maak ik een tocht van een paar dagen
door het zuiden van Eritrea en ga de grens over met Ethiopië.
Direct
na de grens wordt de weg slecht. Ze zijn druk bezig de weg aan het repareren.
De volgende 150 kilometer zijn één en al creatieve omleidingen door het
steenachtige woestijnlandschap. Een vrachtauto voor mij neemt een afdaling te
snel en kantelt in de bocht. De chauffeur klimt ongedeerd uit de cabine.
Diverse auto’s stoppen al dus ik rij rustig verder. Het gebied hier heet de
Danakil woestijn en ligt op een “hoogte” van 160 meter onder zeeniveau en het
is warm, zeer warm. Het is Eén van de warmste gebieden op aarde. In de westerse
landen staat Ethiopië vaak synoniem voor woestijn, droogte en honger, de
werkelijkheid is anders. Het landschap van Ethiopië wordt gedomineerd door een
vulkaanachtig plateau met een gemiddelde hoogte van 2000 meter en maar liefst
20 toppen boven de 4000 meter. De hooglanden zijn tevens de bron voor een
viertal belangrijke rivieren die kriskras door het land lopen. De bekendste
daarvan is de blauwe Nijl. Het
klimaat is sterk wisselend van sneeuwval in de bergen tot temperaturen boven
50°C in de Danakil woestijn. De hooglanden zijn over het algemeen groen,
vruchtbaar en er vindt veel landbouw plaats. De regentijd is van half juni tot
begin oktober. In deze periode verandert alles in een modderpoel. Gemiddeld
eens per 10 jaar regent het helemaal niet en dit leidt gelijk tot een dreiging
van hongersnood. Ethiopië is rijk aan grondstoffen en mineralen maar hier wordt
weinig mee gedaan vanwege de ontoegankelijkheid. Het zuiden van Ethiopië is
zeer bosrijk en de dierenwereld is vergelijkbaar met de overige landen van
Oost-Afrika. Verder heeft Ethiopië tal van (historische) bezienswaardigheden.
Jaarlijks komen er steeds meer toeristen naar Ethiopië. Maar de meesten vliegen
van de ene plaats naar de andere. De kosten voor vliegen zijn laag en de wegen
zijn zeer, zeer slecht en de afstanden groot. Ethiopië heeft dezelfde
oppervlakte als Frankrijk en Spanje samen. Ik rij de eerste twee dagen richting
de hoofdstad Addis Abeba en buig vervolgens naar het noorden af. Er zijn in dit
gebied een tweetal bezienswaardigheden die ik beslist wil zien. Dat zijn de
onderaardse kerken van “Lalibela” en de prachtige watervallen van de Blue Nile.
De
wegen in Ethiopië zijn rampzalig slecht. Ook dikke rode strepen over de
Michelin landkaart staan absoluut niet garant voor asfalt. De hoofdroutes van
en naar de hoofdstad zijn nog redelijk. Maar meestal zijn ze kapotgereden en
vol met gaten en langs de zijkanten compleet weggebrokkelt. Heel veel
weggeslagen stukken over vele kilometers. Vaak kun je over de gravelwegen beter
opschieten. Ze zijn veel vlakker. Voor het reizen door Ethiopië is tijd nodig,
snel opschieten is niet mogelijk. Zelfs met een off-road motorfiets kom je niet
veel verder dan 200 à 250 kilometer per dag en dan ben je 10 uur onderweg. Er
is weinig verkeer, alleen vrachtauto’s en bussen. En een paar van die snelle
minibusjes. Iedereen loopt midden op de weg en niemand is aan gemotoriseerd
verkeer gewend. De grote bussen hebben muziek op het dak om de mensen te
waarschuwen dat er iets aankomt. Verder zie je regelmatig 4x4 auto’s van
ontwikkelingswerkers. Bijna niemand heeft privé een auto. Alleen sommige mensen
in de grotere steden.
In de plaats Weldiya vind ik een rustig en aardig
hotelletje. Blijf een dag langer om eens de verdere plannen in Ethiopië op een
rijtje te zetten. Moet het programma een beetje inkorten of langer in Ethiopië
blijven want een beetje doorknallen is er niet bij. Loop een rondje door de
stad. Over het algemeen zeer aardige luitjes maar wat een armoede ook hier
weer. De jeugd is hondsbrutaal en vreselijk vervelend. Overal waar je loopt heb
je er minimaal een stuk of tien om je heen. De hele tijd opmerkingen als “where
you go”, “give money”, “fuck you” of “fuck off”. Niet dat het bedreigend is
maar echt leuk is het ook niet. Morgen op weg naar “Lalibela”, maar via welke
weg? Lalibela is een vreemde geïsoleerde stad hoog in de bergen. Het is bekend
vanwege de kerken die compleet in de rotsen zijn uitgehakt. Lalibela ligt op
een hoogte van 2630 meter. Gedurende het regenseizoen van half juni tot begin
oktober is de toegang tot Lalibela onmogelijk, zelfs per vliegtuig. Maar ook in
het droge seizoen is de weg naar Lalibela zwaar en moeilijk. Van andere
toeristen hoor ik dat de Chinezen een nieuwe gravelweg hebben aangelegd naar
Lalibela. Nog niet officieel open maar gewoon onder de
ketting door en niemand houdt je tegen. Ruim 8 uur heb ik nodig om de 177
kilometer naar Lalibela af te leggen. Precies bij het eerste hotelletje kom ik
tot stilstand met mijn eerste (!) lekke band van deze reis. Rij de motor de
binnenplaats van het hotel binnen. Hotel op zich is veel te duur maar dan heb
je toch al gauw in puur toeristische gebieden. Mag mijn tent net naast het
hotel opzetten voor weinig. Kom ‘s avonds Boris en Kaj tegen in het dorpje.
Twee Duitse motorrijders die ik ook al in Egypte heb gezien, ze zijn ook op weg
naar Kaapstad. Wat een toeval. Hun motor staan 200 kilometer verderop in
Gonder. De wegen waren veel te slecht om verder te rijden meenden ze. Daarom
zijn ze voor een paar dollar naar Lalibela gevlogen en vliegen overmorgen weer
terug. Om alle in de rotsen uitgehakte kerken te bezoeken is een gids
verplicht, anders kom je niet binnen. Een bediende uit het hotel wil me wel
rondleiden. Hij neemt er een dag vrij voor. Maar op zulke dagen verdient hij
evenveel als met een paar weken hotelwerk.
's Middags
gaat het richting de beroemde kerken van Lalibela. Er zijn er totaal elf te
bezichtigen verdeeld in een drietal groepen. Er is een cluster van vijf kerken
in het Oosten. Deze kerken zijn van boven naar beneden compleet in de
rotsachtige bodem uitgehakt. De grootste is de Bet Medhare Alem kerk. Het heeft
een oppervlakte van 800 m2 en een hoogte van 11,5 meter, de kerk wordt
ondersteund door totaal 72 pilaren. De vijf kerken in het Westelijke cluster
zijn bovengronds uit de rotsen gehakt. Ergens daar tussenin staat nog een
eenzame kerk. Het is wel de fraaiste van allemaal en heeft een hoogte van 15
meter. Ik kom de beide Duitse "motorrijders'' weer tegen en met hen spreek ik
voor overmorgen af in het Hotel Dago Istafanos in Bahir Dar.
De
volgende morgen verlaat ik Lalibela voor een goede 300 kilometer naar Bahir
Dar. In twee dagen moet dit te rijden zijn. Het is een lange gravelweg met veel
losse stenen maar die over het algemeen redelijk vlak is. Ik bevind me op een
soort van hoogvlakte die zich uitstrekt over vele honderden kilometers. De
temperatuur is met een graadje of 20 een stuk aangenamer dan de dagen ervoor in
de Danakil woestijn. Het is rustig
op de weg. Af en toe een 4x4 auto, een bus of een vrachtauto. Verder veel
mensen die op het land aan het werk zijn of hun kuddes schapen of koeien laten
grazen. Alle werkzaamheden worden onderbroken als een Yamaha motorfiets
passeert. Dat hebben ze nog niet vaak gezien. Voor zover het oog reikt wordt je
nagestaard door verbaasde blikken. Gereedschap valt uit hun handen en op hun
kuddes wordt niet meer gelet. In de kleine dorpjes hetzelfde tafereel. De
omgeving is fascinerend. Prachtig groen en een heel fraai berglandschap om je
heen. Ethiopië is zo verschrikkelijk mooi.
Na
twee dagen kom ik aan in Bahir Dar. Het is rond de middag en Bahir Dar is een
vervelende stad. Wat een irritant volk allemaal. Overal waar je stopt staan er
gelijk vele tientallen om je heen te schreeuwen. Kinderen rennen of fietsen
naast de motor en roepen "hotel" of "money". Je kunt deze taferelen ook wel
verwachten als je rondtoert in dit soort landen, maar soms wordt het allemaal
even te veel. Het juiste hotel zoeken duurt even omdat deze onlangs van naam is
veranderd. Ik ben blij als ik de binnenplaats van het juiste hotel oprij en de
grote deuren achter mij dichtgaan. Eindelijk even rust. De Duitsers zijn er nog
niet en komen een paar uur later.
De
volgende dag maken we een dagjestrip naar de prachtige watervallen van de “Blue
Nile”. De watervallen liggen een half uurtje lopen van het dorpje Tis Abay. De
watervallen zijn één van de mooiste die je kunt vinden in heel Afrika. Op dit
punt heeft de rivier ongeveer een breedte van 400 meter en de watervallen zijn
hier ongeveer 45 meter hoog. Na weer een half uurtje verder lopen kom je bij de
voet van de watervallen. Hier beneden wordt de omvang en de kracht van de
enorme watermassa pas echt duidelijk.
De
komende dagen rijden we met z’n drieën naar Addis Abeba. Hier houden we een
paar dagen rust. Ik heb er nu ruim 12000 kilometer opzitten en er wordt een
dagje onderhoud gepland. Er bereiken ons berichten dat het zuiden van Ethiopië en het noorden van Kenia compleet onder water zouden staan. Maar de verhalen
zijn erg wisselend. Tot echt goede en betrouwbare informatie komt het niet. We
besluiten in ieder geval om onze koffers vol te stouwen met eten en drinken en
dan zien we wel wat er gaat gebeuren.
Met
z’n drieën rijden we in een dag of drie naar de grens met Kenia. Het zuiden van
Ethiopië geeft een heel ander beeld dan het noorden. De bergen liggen achter
ons en het landschap wordt vlakker en
steeds groener. Eerst alleen met gras en struiken maar daarna wordt de begroeiing steeds dichter. Veel
uitgestrekte bossen en stukken regenwoud. En er loop een redelijk goede
asfaltweg doorheen tot aan de grens met Kenia. Meestal begint het eind van de
middag een half uurtje lang hard te regenen. Maar daarna is het ook gelijk weer
droog. Eigenlijk had de kleine regentijd al een paar weken geleden gestopt
moeten zijn. Volgens de lokale bevolking heeft het de laatste 25 jaar niet
zoveel geregend als dit jaar. We passeren tal van politieposten. Ze stellen een
paar vragen en kijken even snel door onze papierwinkel. Maar iedere keer kunnen
we weer verder rijden. In het zuiden van Ethiopië leeft een stam die af en toe
voor problemen zorgt. Ze overvallen mensen en verzamelen tevens de
geslachtsdelen van hun slachtoffers. Er zijn niet veel van “Oldenbarnevelds”
meer over en dan komt dit erg slecht uit. Eigenlijk moet ik me laten uitzetten
in één van de natuurparken met tal van wilde vrouwen om ons geslacht voor
uitsterven te behoeden.
Kenia…………….alleen
maar modder.
Op
tweede kerstdag gaan we de grens over met Kenia. In het registratieboek van de
douane zie ik tot mijn verbazing de naam staan van Sjaak Lucassen. Toen ik
Egypte verliet wilde Sjaak hier nog twee
weken blijven. Hoe kan hij mij dan voor zijn? Hij is de grens twee dagen geleden gepasseerd. Misschien halen
we hem nog in of zien we elkaar in Nairobi? De asfaltweg houdt gelijk op in de
grensplaats Moyale. Tot aan de Nairobi zijn het ruim 800 kilometer waarvan de
eerste 520 kilometer onverhard. Bovendien is de route niet geheel veilig. Er
zijn op dit traject regelmatig overvallen door gewapende struikrovers
voornamelijk uit Somalië. Geadviseerd wordt om in een konvooi te rijden. Maar
of dit het geheel veiliger maakt weet ik niet. Misschien heeft een konvooi op
de struikrovers wel meer
aantrekkingskracht dan drie eenvoudige motorrijders. De route naar Nairobi is
zo slecht door de overvloedige regenval dat er al weken lang praktisch geen
verkeer meer is. Een konvooi regelen lukt dus al helemaal niet. Volgens de
plaatselijke politie kunnen we ook de route wel met z’n drieën rijden. Het is
nu 2 uur ‘s middags en het eerste dorpje Sololo is een kleine 80 kilometer
verderop. Overal heeft de regen zijn verwoestende sporen achtergelaten. De weg
bestaat uit zand en klei en heeft een zuigende werking op de motorfiets. Maar
echt veel hinder hebben we er niet van. Ruim twee uur later zijn we in Sololo.
Er
komen ons twee landrovers tegemoet met een aantal Fransen en een militair als
bewaking. Het heeft hier gisteren weer enorm geregend. De landrovers hebben
twee volle dagen nodig gehad om de 170 km vanaf Marsabit naar Sololo te
overbruggen. Ze zien eruit als beesten. Ook de hele auto is een grote dikke
modder en kleitroep. Het hele traject is bezaaid met tientallen vrachtauto’s
die tot aan hun assen vast in de modder zitten. Heel veel diepe moddersporen en
het blijft de komende dagen nog doorregenen. Word je niet echt vrolijk van.
Misschien zijn we met de wendbare motoren iets in het voordeel. We overnachten
vandaag in Sololo. Ook deze avond en nacht gingen de hemelsluizen wijd open en
onvoorstelbaar wat er weer een water naar beneden komt. Ruim een uur lang is
het buiten aardedonker van de regen. Er vormen zich een aantal beekjes die het
water met donderend geweld afvoeren. Dit maakt het er morgen niet makkelijker
op.
‘s
Morgens rond 7 uur verlaten we Sololo. Bij de eerste politiepost krijgen we
advies om terug te gaan. Maar waarheen dan. Zeker terug naar Ethiopië. Mooi
niet. Hoe moeten we dan verder? Zeker terug naar Addis Ababa en dan vliegen
naar Nairobi. We moeten in ieder geval proberen om door te rijden. De eerste
kilometers is er weinig aan de hand. Daarna naderen we een enorm
modderslagveld. Voor zover het oog reikt alleen maar modder en nog eens modder.
Ook naast de weg is het te drassig en te dicht begroeid om te kunnen rijden. We
moeten door de modder en het is een kwestie van het beste spoor zoeken. De
eerste kilometers gaat het vrij redelijk door een spoor aan de rechterkant van
de weg. We bereiken een paar droge stukken waar we de motoren even kunnen
neerzetten. Alles maar dan ook alles zit onder de modder. De Duitsers moeten
hun lage voorspatbord demonteren omdat het voorwiel niet meer rond wil. Bij mij
zit het hele achterwiel vast en ik bik een aantal kilo snel opdrogend leem weg
om de boel weer gangbaar te maken. Dwars door de modder gaat het verder, af en
toe zakken de motoren tot aan de nummerplaten in de bagger. We passeren de
eerste gestrande vrachtauto’s. Het wordt erger en erger. De vrachtwagen sporen
worden dieper en drassiger. Ik kan er met de motorfiets en zijkoffers precies
doorheen maar iedere keer slaan de zijkoffers tegen de hoog opstaande zand- en
modderrichels. We bereiken weer een droog stuk en kunnen de motoren weer
parkeren en schoonmaken. Behalve ons drieën is er deze dag geen enkel voertuig
waar beweging in zit. Ook de landrovers komen er niet door. Met veel moeite
wordt af en toe een vrachtauto losgetrokken die even later weer hopeloos vast
zit. Het gaat weer verder. De vermoeidheid slaat toe. Kaj valt een paar keer
behoorlijk op zijn bek. Dan wordt het zo drassig dat de motoren er één voor één
doorheen gesleept moeten worden. Eentje rijden en de andere twee trekken, duwen
en slepen. Vervolgens de volgende motor…….. Dan rij ik mezelf echt hopeloos
vast in de modder. De motor staat muurvast en er zit geen beweging meer in. Met
zijn drieën krijgen we de motorfiets er niet door. De modder heeft zo’n
zuigende werking dat je je voeten bijna niet meer kunt optillen. Een tweetal
voorbijgangers of “werkloze” chauffeurs helpen een handje en met vijf man lukt
het mijn motorfiets weer op het droge te krijgen en de klei te verwijderen.
Maar alle inspanningen zijn zonder meer de moeite waard. De
volgende 200 meter kunnen we stevig doorrijden. En weer vast in de bagger. We
zijn nu al bijna vier uur bezig over dezelfde kilometer. Bijna hopeloos. En
maar water drinken. Het is inmiddels droog buiten en de temperatuur loopt op.
Voor ons doemt een rij stilstaande vrachtauto’s op. Ze moeten richting Sololo
en staan hier allemaal stil. Twintig tel ik er als we er langs rijden. Daarna
weer modder.
Na
6 uur martelen zitten de eerste 20 kilometer erop en hebben we hopelijk het
zwaarste gehad. De weg wordt iets beter en de modder iets minder. We rijden nog
2 uurtjes door en bereiken na totaal 54 km een klein dorpje. Ik ben lichamelijk
helemaal gesloopt en met Boris en Kaj is het beslist niet beter gesteld. In een
hotelletje is nog wat eten en drinken te krijgen. Een uur lang zitten we met
onze cola wezenloos voor ons uit te staren. Na het eten worden de motoren
ietwat schoongemaakt en opgelapt. ‘s Avonds begint het weer gigantisch te
regenen. Ik loop door het dorpje en zie langzamerhand de droge vrachtautosporen
weer veranderen in een grote modderpoel. Dat belooft niet veel goeds voor
morgen. Maar toch maar verder rijden. Wat moet je anders.
‘s
Morgens rond 7 uur draaien we de motoren weer de weg op richting Marsabit. De
eerste paar kilometers zijn makkelijk en daarna belanden we weer hopeloos in de
bagger. De regen van gisteravond en vannacht heeft de boel weer goed verziekt.
Het is weer slepen, duwen en trekken aan de motoren. Ik zet de motor in de
versnelling, koppeling los, gas erop en ik kom niet meer van de plek. Alles
maar dan ook alles onder de modder na amper een kwartiertje rijden. Wielen en
achtervork weer schoongemaakt en ik kom nog niet van de plek. Dat is slecht
nieuws. Ik had gisteren al wat koppelings problemen maar nu is deze definitief
kapot. En ik heb geen reserve-koppelingsplaten meegenomen. Koppeling was 100%
in orde toen ik weg ging uit Nederland maar deze kun je onder deze
omstandigheden met een paar minuten helemaal verbranden. Dit is echt balen en
geen ANWB-praatpalen in de buurt………. Kaj en Boris rijden op een ander type
Yamaha (nl. XTZ 660) en hebben allebei wel reserve-koppelingsplaten meegenomen.
Koortsachtig worden de beide onderhoudsboeken met elkaar vergeleken. Koppeling
is nagenoeg identiek. Motorfiets op de zijkant, de boel loshalen en er komt een
dikke aangekoekte stapel koppelingsplaten tevoorschijn. Alles zorgvuldig
schoonmaken en de nieuwe koppeling monteren. Er komt ons een landrover tegemoet
die vanmorgen om 8 uur uit Marsabit is vertrokken. Een kleine drie uur heeft
hij nodig gehad voor de 120 km. De weg was redelijk met hier en daar nog een
paar lastige stukken. Het is rond 11 uur als de motoren weer gestart worden.
Het is redelijk te doen vandaag. Zo af en toe wordt er gestopt voor wat eten,
drinken of foto’s. De laatste 25 kilometer gaan door het Marsabit National
Park. Vlak voor Marsabit is de weg weer zeer slecht. De sporen van overvloedige
regenval zijn duidelijk zichtbaar. Eén en ander is al weer redelijk opgedroogd
maar het kost toch wel enige moeite om onze motoren door deze laatste
kilometers te loodsen. Dan zijn we eindelijk in Marsabit. We staan bij de Kenia
Lodge te praten als Sjaak er aan komt lopen. Sjaak is met motorfiets en al naar
Asmara in Eritrea gevlogen en vandaar over de hoofdroute door Ethiopië. De
kerken van Lalibela en de Blue Nile Watervallen heeft hij niet bezocht. Sjaak
zit nu dus nog in Marsabit. Hij heeft het de hele route in Kenia droog heeft
gehouden behalve de laatste 10 km. voor Marsabit. Voor deze laatste 10 km heeft
hij 5 uur nodig gehad. Verder is de weg van Marsabit naar Isiolo nog slechter
als we al gehad hebben. Alle vracht- en tankauto’s zitten vast. Daarom is er in
Marsabit ook geen benzine meer te krijgen. Er zit dus niets anders op dan
wachten. Sjaak zit in het Highway hotel, dus wij daar ook heen. Motoren
geparkeerd, spullen in de kamers gegooid en eerst goed eten. Bovendien is er
ook bier in de stad. Na een aantal dagen zijn we weer een klein beetje terug in
de beschaving. Morgen zitten we in ieder geval nog in Marsabit en dan hier en
daar maar eens informeren over de route en de benzinevoorziening. Maar in ieder
geval ben ik al ontzettend blij dat ik in Marsabit ben. Daar zag het er
vanochtend nog niet naar uit met het koppelings gebeuren. Puur geluk gehad.
Anders had ik met een vrachtwagen mee moeten liften naar Nairobi en dan een
nieuwe koppeling zoeken, kopen of vanuit Nederland laten komen. Zeker een
circus van enige weken.
De
volgende dag komen tegen 5 uur ‘s avonds een tweetal landrovers aanrijden. Ze
zijn richting Nairobi gereden op zoek naar gestrande tankauto’s. In totaal
hebben ze 2400 liter benzine overgepompt. We kunnen onze tanken en jerrycans
weer vullen. De volgende dag vertrekken we richting Nairobi. We hebben met z’n
vieren twee hele dagen nodig om de 260 kilometer af te leggen naar Isiolo.
Onderweg weer veel modder gehad maar ook hele stukken steenpiste en wasboard.
Maar het was gelukkig niet zo zwaar als de voorgaande dagen. Af en toe gaat
Sjaak verrassend snel met de Fireblade over de zandstukken en door de modder.
Met zijn slicks heeft hij geen enkele grip maar wel een brok vermogen. Met onze
off-road’s moeten we af en toe nog behoorlijk gas geven om bij te blijven.
Vanaf Isiolo rijden we in één dag naar de hoofdstad Nairobi. Onderweg passeren
we bij het plaatsje Nanyuki de “evenaar”. Natuurlijk worden hier de nodige
foto’s gemaakt. We komen vlak langs Mount Kenia (5200 m) maar door het
regenachtige weer kunnen we de top niet zien. Het gaat verder naar Nairobi. We
gaan op zoek naar de Upper Hill campsite, een camping voor overlanders, welke
gerund wordt door een Nederlandse vrouw. Het is druk op de camping. Op het
terrein staan tal van vrachtauto’s van verschillende reisorganisaties. Ook veel
landrovers en een aantal motoren zijn aanwezig. Bijna iedereen is uit het
zuiden gekomen en op weg naar het noorden. Sommigen zitten hier al weken te
wachten op beter weer. Niemand durft het aan om richting Ethiopië te rijden. De
hele avond zitten we te vertellen over de belevenissen, de regen, de modder en
tal van andere zaken. Iedereen wil het laatste nieuws horen over de route naar
Ethiopië. We blijven mooi een paar dagen in Nairobi. Ik wil Nairobi een beetje
bekijken en de nodige brieven en kaarten naar Nederland versturen. Verder moet
de motor goed worden nagekeken. Hij heeft het de laatste paar dagen erg zwaar
gehad en we zijn nog lang niet in Kaapstad. Hier in Nairobi ben ik wat beschikbare
tijd en geplande kilometers ongeveer op de helft van mijn reis. Ik ga een
aantal reisgidsen doorlezen om me een beetje in te leven in het tweede gedeelte
van deze Afrika- reis. Verder gaan we morgenavond eten in het “Carnivore”.
Hier kun je echt alle soorten vlees eten die je wilt hebben. Ze hebben
struisvogel, zebra, waterbuffel en nog veel meer. Dat wordt onbenullig
bunkeren, het water loopt me nu al uit de mond………………
Wordt
vervolgd.
|